donderdag 16 april 2009

Lot

"Ik was te laat."

Lucien zat stilletjes te mokken. Hij raakte zijn kruidenthee niet aan.

"Ik kon haar niet helpen."

Ik probeerde hem te troosten: "Ik heb haar vandaag opgezocht in het ziekenhuis. Ze verwachten dat ze over een week weer naar huis mag."

"Daar gaat het niet om! Ik had er gewoon moeten zijn. Ik had het moeten voorkomen."

Zo kwamen we natuurlijk nergens. Ik gooide het over een andere boeg.

"Ik weet wie verantwoordelijk is voor dit ongeluk."

"Martine zelf toch gewoon? Ze sprong immers zelf. Niemand heeft haar geduwd."

Daar had hij een punt.

"Maar, wie heeft haar op het idee gebracht?" loog ik. "Sterker nog: wie is verantwoordelijk voor die hele overval?"

Lucien keek op. "Nou?"

"Het is je aartsvijand!"

Zag ik daar iets glinsteren in zijn oog?

Ik vertelde hem het verhaal van Louis de la Fontaine en zijn zoon, die onlangs had gewonnen in de verkiezingen. Aan het einde van de avond was Lucien zowaar weer monter en energiek. Hij gebruikte vaak de woorden "missie" en "lot".

Geen opmerkingen: